Op dit moment verandert het leesonderwijs meer dan de afgelopen 20 jaar het geval is geweest. En dat is een verheugend feit. De didactiek verbetert waardoor de resultaten stijgen, er meer leeskilometers gemaakt worden en de leesmotivatie eindelijk weer toeneemt. Maar daarmee zien we ook dat de traditionele manier van toetsen van leesprestaties plaats moet gaan maken voor een nieuwe manier van volgen van de leesontwikkeling. Een manier die veel beter aansluit bij de huidige wetenschappelijke inzichten.
Nederland is lange tijd een voorbeeldland geweest als het gaat om leesonderwijs. Veel eerder dan in de ons omringende landen kreeg het leren lezen een gestructureerde vorm. Al vroeg waren er een didactiek en leermiddelen om letters te leren kennen en deze te koppelen aan de klanken. Zo ontstond het aanvankelijk technisch lezen. De belangrijkste indicatoren om vast te stellen of een kind op de goede weg was, waren de letterkennis (het correct lezen) en de leessnelheid (het vlot lezen). Op basis hiervan ontstonden de toetsen die tot op de dag van vandaag een oordeel vellen over de leesontwikkeling van onze kinderen.
Na het aanvankelijk lezen ontstond ook het voortgezet technisch lezen, waarbij vlot lezen en de letterclusterkennis centraal kwamen te staan. Ook hierbij werd de leessnelheid de belangrijkste indicator waarop de resultaatmeting gebaseerd is. Omdat lezen meer is dan alleen leestechniek, ontstonden ook domeinen als begrijpend lezen. Ze kregen allemaal hun eigen toetsen, die samen onderdeel gingen uitmaken van de verschillende leerlingvolgsystemen. Systemen die enkele keren per jaar meten of een kind voldoende leesvorderingen maakt. Met nog steeds het 'hoe sneller hoe beter-principe' als één van de belangrijkste indicatoren van succes.
Maar klopt dat wel? Leessnelheid is zeker belangrijk, want het geeft aan in welke mate de (elementaire) leeshandeling geautomatiseerd is. Als dat een feit is, wordt het werkgeheugen minder snel overbelast en ontstaat er meer ruimte om met het begrip van de tekst bezig te zijn. Maar het uitgangspunt van 'trap maar zo hard mogelijk op het gas' is uiterst discutabel. Er is sprake van voldoende automatisering als de leessnelheid een stukje minder is dan een rustige spreeksnelheid. Sneller is niet alleen zinloos, maar het werkt ook averechts: de aandacht wordt dan te veel gericht op het 'woorden blaffen' en dat ondermijnt juist weer het leesbegrip.
Er gebeuren dus weer mooie dingen in ons leesonderwijs. Maar dan is dit ook meteen het moment om er samen voor te zorgen dat een eenzijdige manier van toetsen geen spelbreker meer kan zijn. Hoe dan? Nou, simpelweg door te luisteren of het leerlingen lukt om vloeiend te lezen. Met de juiste intonatie en expressie dus. Want dat zegt iets over leestechniek, leesbegrip en leesmotivatie tegelijkertijd. Luisteren is weten. Hoe simpel kan het zijn.