In het mei-nummer van het blad Basisschoolmanagement, publiceren collega-onderwijskundige Albert Rouschop en ik een lang artikel over leren in 2020. We geven daarbij een doorkijkje naar de ontwikkelingen die ons te wachten staan en hoe die in het genoemde jaartal geleid zullen hebben tot aanzienlijke veranderingen in ons onderwijssysteem.
Het is zo'n mooi jaartal, 2020. Door de herhaling van de getallen klinkt het futuristisch ver weg en zet het aan tot vele vrijblijvende en ook zwevende toekomstvoorspellingen. Maar die schijn bedriegt: zes knallende champagnekurken en we zijn er. Of nog concreter, voor methodemakers is 2020 al lang begonnen. Een beetje een methode heeft toch gauw een ontwikkeltijd van 2,5 tot 3 jaar en gaat vervolgens op veel basisscholen na het moment van invoering nog eens 8 jaar mee. Tot ver na 2020 dus.
Natuurlijk rijst de vraag of de wensen van scholen zo lang van tevoren wel te voorspellen zijn. Het even simpele en ontnuchterende antwoord is nee. Die wensen zijn namelijk een opeenstapeling van vele maatschappelijke, onderwijskundige en andersoortige ontwikkelingen. Dus zit er maar één ding op en dat is methodes zo maken dat ze mee kunnen groeien met de zich ontwikkelende vragen en verwachtingen van de toekomstige gebruikers. Dat betekent dus dat de fundering op de juiste manier gelegd moet worden en deze het dragend vermogen zal moeten hebben voor een lange tijd.
Dit vermogen begint bij een visie op het onderwijs van de toekomst. In een snel veranderende samenleving als de onze zijn we in hoog tempo afscheid aan het nemen van de klassieke massasystemen. En daar was het onderwijs er ook één van: strak georganiseerd en aansluitend bij de maatschappelijke wensen van het industriële tijdperk. Vandaar de standaardisatie in plaats (het schoolgebouw), inrichting (de frontale rijtjes of groepjes), curriculum (allemaal dezelfde leerstof) en leermiddelen (een lineaire methode). Maar ook dit massasysteem kraakt aan alle kanten. En op één of andere manier willen we dan aan elkaar uitleggen hoe het onderwijs er daarna uit zal zien. Voordat we het weten, schetsen we daarbij de contouren van, opnieuw, een massasysteem maar dan met andere kenmerken.
Zo zal het overigens niet gaan. Daar waar in de samenleving grote systemen verdwijnen, komt er een veelvoud aan alternatieven voor terug. Leuk dus om te roepen dat we allemaal aan de tablet gaan, maar mede door het grote aantal alternatieven zullen we juist heel veel mogelijke oplossingen naast elkaar gaan zien. Van 100% digitaal tot bijna 100% op papier. Van 'de school zorgt voor alles' tot 'bring your own device'. Van een brede school voor alle kinderen tot een smalle school voor ouders met speciale 'menuwensen'.
Inderdaad, het wordt er allemaal wat minder voorspelbaar door, maar wellicht zit daarin ook juist de uitdaging. In plaats van te blijven roepen dat die gestandaardiseerde school niet deugt, gaan we langzamerhand op zoek naar de school die bij ons en bij onze kinderen past. School zoekt doelgroep en doelgroep zoekt school. Hoe kleurrijk kan het zijn.
Het is zo'n mooi jaartal, 2020. Door de herhaling van de getallen klinkt het futuristisch ver weg en zet het aan tot vele vrijblijvende en ook zwevende toekomstvoorspellingen. Maar die schijn bedriegt: zes knallende champagnekurken en we zijn er. Of nog concreter, voor methodemakers is 2020 al lang begonnen. Een beetje een methode heeft toch gauw een ontwikkeltijd van 2,5 tot 3 jaar en gaat vervolgens op veel basisscholen na het moment van invoering nog eens 8 jaar mee. Tot ver na 2020 dus.
Natuurlijk rijst de vraag of de wensen van scholen zo lang van tevoren wel te voorspellen zijn. Het even simpele en ontnuchterende antwoord is nee. Die wensen zijn namelijk een opeenstapeling van vele maatschappelijke, onderwijskundige en andersoortige ontwikkelingen. Dus zit er maar één ding op en dat is methodes zo maken dat ze mee kunnen groeien met de zich ontwikkelende vragen en verwachtingen van de toekomstige gebruikers. Dat betekent dus dat de fundering op de juiste manier gelegd moet worden en deze het dragend vermogen zal moeten hebben voor een lange tijd.
Dit vermogen begint bij een visie op het onderwijs van de toekomst. In een snel veranderende samenleving als de onze zijn we in hoog tempo afscheid aan het nemen van de klassieke massasystemen. En daar was het onderwijs er ook één van: strak georganiseerd en aansluitend bij de maatschappelijke wensen van het industriële tijdperk. Vandaar de standaardisatie in plaats (het schoolgebouw), inrichting (de frontale rijtjes of groepjes), curriculum (allemaal dezelfde leerstof) en leermiddelen (een lineaire methode). Maar ook dit massasysteem kraakt aan alle kanten. En op één of andere manier willen we dan aan elkaar uitleggen hoe het onderwijs er daarna uit zal zien. Voordat we het weten, schetsen we daarbij de contouren van, opnieuw, een massasysteem maar dan met andere kenmerken.
Zo zal het overigens niet gaan. Daar waar in de samenleving grote systemen verdwijnen, komt er een veelvoud aan alternatieven voor terug. Leuk dus om te roepen dat we allemaal aan de tablet gaan, maar mede door het grote aantal alternatieven zullen we juist heel veel mogelijke oplossingen naast elkaar gaan zien. Van 100% digitaal tot bijna 100% op papier. Van 'de school zorgt voor alles' tot 'bring your own device'. Van een brede school voor alle kinderen tot een smalle school voor ouders met speciale 'menuwensen'.
Inderdaad, het wordt er allemaal wat minder voorspelbaar door, maar wellicht zit daarin ook juist de uitdaging. In plaats van te blijven roepen dat die gestandaardiseerde school niet deugt, gaan we langzamerhand op zoek naar de school die bij ons en bij onze kinderen past. School zoekt doelgroep en doelgroep zoekt school. Hoe kleurrijk kan het zijn.